Je kunt er lang en breed over lopen piekeren en balen, maar het heeft weinig zijn. Het is niet anders, het hoort er gewoon bij, iedereen maakt het weleens mee. Of je nu een paar seconden, minuten, uren, dagen of zelfs weken of jaren te laat bent. Je bent er niet op het moment dat je er had moeten zijn, en daarmee is alles gezegd, punt.
Er zijn van die momenten dat ik bij mezelf denk: “was ik maar net iets eerder aan het vogelen geslagen”. Dan had ik zeker die ene Notenkraker in oktober 2007 in Delfzijl een bezoekje gebracht (Wanneer dient zich weer zo’n mooie vogel aan in Nederland?). Was ik maar net iets eerder begonnen, dan had ik ook bij die grote menigte kunnen staan die in oktober 2007 in Katwijk getuige mocht zijn van de eerste en voorlopig laatste Kroonboszanger voor Nederland. Ach, zo kan ik een hele lijst opsommen met soorten waar ik niet bij was, maar ik was simpelweg jaren te laat begonnen met vogelen, punt. Aan de andere kant zijn er veel mooie soorten waar ik wel getuige van mocht zijn, waaronder soorten die niet snel weer zullen komen (Noordse Waterlijster, Langstaartklauwier, Amerikaanse Oeverloper).
Nee, je doet er niks aan, helaas. Op dinsdag 23 september 2014 was ik bijna getuige van een Amerikaanse steltloper. Zo’n klein, grijs met wit, snel heen en weer lopend vogeltje had ervoor gekozen om neer te strijken op een onder water gelopen bollenveld ergens in Noord-Holland, het betrof een Grijze Strandloper, amper tien keer waargenomen in Nederland, en nu dus op een bollenveldje. Qua uiterlijk eigenlijk niet de meest spannende soort, maar ach, het was wel helemaal vanaf de andere kant van de Atlantische Oceaan in het kleine Nederland terecht gekomen, en dat raakte me toch wel. Dus, dat werd een tripje vanuit Velp (Gelderland) naar een lastig met het openbaar vervoer te bereiken bollenveld, in the middle of nowhere zullen we maar zeggen, gek dat ik ben. Vanuit Arnhem gaan we met de trein naar Alkmaar, en dan nog een stuk met de bus. In de bus ontmoet ik Lonnie Bregman, ook een vogelaar, met hetzelfde plan als ik. Gedurende de busreis zag het er allemaal zonnig uit. De Grijze Strandloper bleef rustig ter plaatse, vloog af en toe een stukje, maar bleef ter plaatse op zijn bollenveldje. “Het gaat helemaal goed komen”, zeg ik tegen Lonnie (Had ik maar mijn grote mond gehouden). We moeten nog zo’n twee kilometer lopen, maar de laatste paar honderd meter krijgen we lift, een meevallertje, alleen kwam de lift net iets te laat. Bij aankomst op plaats delict krijgen we meteen te horen dat de vogel niet meer in beeld is, auw! En nee, het kwam niet goed. We waren er niet op het moment dat we er hadden moeten zijn. We waren zo dichtbij en toch zo ver weg. Nee, de vogel was gevlogen, verdwenen als een steeds kleiner wordend stipje in het hoge luchtruim. Het bleek maar weer hoe kostbaar één simpele minuut kan zijn, want zoveel scheelde het, misschien nog niet eens een minuut. Die ene minuut dat we nog net onderweg waren, en de vogel blijkbaar dus was opgevlogen. Verder was het wel een gezellig middagje, maar wel een minuut te laat… niks meer aan te doen.
En ja, dat is wel even balen, de ene persoon ervaart dit pijnlijker dan de ander. Maar ach, het kan altijd erger. Het had ook een veel zeldzamere soort kunnen zijn, zo’n “once in a lifetime” soort, dat zou veel pijnlijker zijn geweest, zo’n Grijze Strandloper komt zeker wel een keer. En op deze manier houden we ook wat te wensen over. Het is één van die dingen wat een vogelaar naar mijn idee zo’n gelukkig mens maakt. Iets om naar uit te kijken, in dit geval een nieuwe soort die je ooit dat bevredigende gevoel zal bezorgen. Een verlangen welke op een dag als het ware wordt gepromoveerd tot euforie, een stukje geluk.