Dat Limburg de provincie is om warmteminnende dieren te zien, weten natuurliefhebbers als geen ander. Doordat de temperatuur hier meestal nagenoeg hoger ligt dan elders in het kleine Nederland, zorgt dit voor zeldzame, veeleisende plant- en diersoorten zoals bepaalde libellen, vlinders en orchideeën die enkel in Limburg zijn te vinden.
Of het op de dag van donderdag 21 juni van 2012 nou zonnig of bewolkt weer zou zijn, maakte dus niet heel veel uit, zolang de temperatuur maar gunstig was. Deze dag zou ik samen met Nico Schavemaker ergens naar één of meerdere natuurgebieden in Limburg gaan, op zoek naar leuke soorten, met name insecten en pissebedden.
Omdat we de woensdagavond van tevoren nog niet écht hadden besloten waarnaartoe te gaan, besloten we er toch nog een nachtje over te slapen, om de volgende ochtend een keuze te maken. Mijn streven was om wat leuke libellensoorten te zien, Nico had het vooral gemunt op pissebedden. De volgende ochtend verliep nogal rommelig, omdat het de avond van tevoren relatief laat was geworden, omdat ik nog lang door ging aan mijn beheerplan voor stage, die ik uiterlijk 6 juli af wil hebben. Uiteindelijk stelde Nico voor het geluk te beproeven in Nationaal Park De Meinweg, net ten zuidoosten van Roermond, pal tegen de Duitse grens aan. Omdat ik hier al lang niet geweest ben, en er van zo’n beetje alle soortgroepen wel leuke soorten te zien zijn, stem ik in met het voorstel. Dit zal de 4e keer zijn dat ik in dit uniek natuurgebied kom.
En zo vertrekken we om 10:56 met de trein naar Nijmegen, om vandaaruit met Veolia af te reizen naar Roermond. Ik kijk er altijd weer een beetje tegen op om met die Veolia-trein te reizen, aangezien deze erg vaak stopt onderweg. Maar we houden de stemming er in, en met een flinke dosis muziek en kranten op zak, zal de tijd ongetwijfeld voorbij vliegen. Na een hele reeks aan tussenstations – Nijmegen-Heyendaal, Mook-Molenhoek, Cuijk, Boxmeer, Venray, Blerick, Venlo, Tegelen, Reuver en Swalmen, bereiken we uiteindelijk Roermond. Hier kunnen we vrijwel direct overstappen op de bus naar het plaatsje Herkenbosch, waar we bijna in een handomdraai arriveren. Onderweg terwijl Nico staat te bellen, ontdekt hij een juveniele Levendbarende Hagedis op een stapel boomstammen. De Meinweg staat bekend om haar rijkdom aan herpetofauna (reptielen & amfibieën); van de inheemse herpetofauna komen 5 soorten reptielen en 12 soorten amfibieën voor. In De Meinweg had ik ook mijn eerste Vinpootsalamanders.
Na deze Levendbarende Hagedis uitvoerig te hebben bekeken, lopen we verder. Onderweg zien we nog leuke plantensoorten zoals Akkerviooltje, Oosterse Karmozijnbes, Mannetjesereprijs, Drienerfmuur en Lievevrouwebedstro. Ook kondigen de eerste libellen zich aan, namelijk in de vorm van 2 Gewone Oeverlibellen en een Weidebeekjuffer. Met name de Weidebeekjuffer maakt me erg blij, aangezien dit voor mij de eerste van 2012 weer is, wat blijven het toch mooie beestjes.
Dan arriveren bij de welbekende, voormalige spoorlijn, welke loopt van Dalheim (Duitsland) tot aan Roermond. Even verderop ligt station Vlodrop. In de 2e wereldoorlog werd deze spoorlijn “De IJzeren Rijn” door de Duitsers gebruikt voor met name goederenvervoer. Nu een dikke 65 jaar later, vormt het een prima biotoop en habitat voor allerlei warmteminnende dieren zoals hagedissen, slangen, sprinkhanen, krekels, libellen, dag- en nachtvlinders en mieren. Er zijn plannen om de spoorlijn in de toekomst weer in gebruik te nemen voor goederen- en reizigersvervoer, maar dit gaat waarschijnlijk niet gebeuren, met als belangrijkste reden dat de spoorlijn door De Meinweg loopt, om zo moeder natuur ongestoord haar gang te laten gaan.
Dat de natuur de spoorlijn heeft overgenomen blijkt wel aan het ruige begroeide karakter van jonge boompjes en de struiken en de vele organismen die we in de eerste minuten dat we er lopen tegenkomen; 4 dagvlindersoorten (Gehakkelde Aurelia, Klein Koolwitje, Bont Zandoogje en Zwartsprietdikkopje), 3 libellensoorten (Bosbeekjuffer, Beekrombout en Gewone Oeverlibel), hoge concentraties Rode Bosmieren, Boskrekels en Veldkrekels. Op de heenweg zien we ondanks de oplettendheid geen reptielen (terwijl ik zeker weet dat ze er wel moeten zitten), maar op de terugweg ziet Nico een fraai adult vrouwtje Zandhagedis, die niet heel schuw is.
Ook de vogels laten zich luidkeels horen vanuit het naastgelegen bos; Fluiter, Zwartkop en Kuifmees zijn aardige soorten. Na deze spoorlijn gedeeltelijk te hebben afgezocht op leuke soorten wat goed gelukt is, lopen we een klein stukje door het bos, tot we uitkomen bij het de langgerekte heide in De Meinweg, dat een stukje over de Nederlandse grens doorloopt tot in Duitsland. Hier zoeken we gelijk de heide af op reptielen, met slechts 1 Zandhagedis als resultaat, wel een fraai mannetje. Toch had ik in zo’n structuurrijke heide met veel afwisseling in vegetatie gehoopt op een Hazelworm of Gladde Slang. Toch enigszins teleurgesteld neem ik een slok water, en loop ik samen met Nico verder, met het de ogen gericht op de grond. Toch kijk ik af en toe even omhoog, en zie ik een roofvogel vliegen, een snelle scan door de verrekijker maakt er een Wespendief van. Even later verderop 2 kleinere roofvogels, die kunnen worden gedetermineerd als Boomvalken. Maar nu weer concentratie; een Gladde Slang zou erg leuk zijn, aangezien Nico deze soort nog nooit heeft gezien, en Hazelworm is ook alweer even geleden. Bovendien zitten er veel Hazelwormen in De Meinweg, en is een bezoek aan De Meinweg niet compleet zonder een Hazelworm. Toen ik hier een andere keer was, had ik er zelfs 4. Aan Zandhagedissen schiet het nooit tekort hier, en al snel zien we weer één zitten, ditmaal een subadult vrouwtje. Het beestje gaat er al snel vandoor, wat ik niet gewend ben van deze soort.
Al we een afslag naar rechts (Richting de Rolvennen) nemen, zie ik enkele takken en boomstronken liggen, waar ik even onder kijk maar er ligt niks. Des te groter is de euforie als ik nog geen minuut later een adult mannetje Hazelworm aantref. Het beestje ligt half verscholen onder de vegetatie, maar duidelijk zichtbaar met zijn glanzende lijf. De Hazelworm wordt in Limburg dan ook niet voor niks heel toepasselijk de “Heiaal” genoemd.
Nog wel moet even voor alle duidelijkheid gezegd worden dat de Hazelworm geen slang is, zoals misschien op het eerst gezicht doet vermoeden, maar een pootloze hagedis. In het Latijns heet de Hazelworm Anguis Frangilis, zeer toepasselijk. Frangilis betekend namelijk breekbaar, en dat is de Hazelworm. Ze kunnen namelijk bij gevaar als ze worden vastgegrepen gemakkelijk hun staart afstoten (Autotomie). Na het ‘weggeven’ van de staart blijft deze nog enkele minuten kronkelen, met als gevolg dat de vijand afgeleid is, en de Hazelworm er zelf vandoor gaat. Na enige tijd groeit de staart weer aan.
Na deze fraaie ontdekking aan de rand van de heide, lopen we verder richting de Rolvennen. Onderweg komen we nog meerdere Zandhagedissen tegen, maar geen andere reptielen. Wel noemenswaardig nog is een Hooibeestje, scherp opgemerkt door Nico. Ook zien we enkele rupsen van nachtvlinders tussen de heide.
Al we bijna zijn aangekomen bij de Rolvennen, zien we een fotograaf ijverig foto’s maken van iets in de heide. Altijd leuk en spannend om zo iemand tegen te komen. Met de gedachte in mijn achterhoofd dat de beste man misschien een Gladde Slang in het vizier heeft, vraag ik verblijd “iets leuks ontdekt?”, waarop de fotograaf de vraag beantwoord met een nog mooier antwoord dan ik in mijn achterhoofd had; “Een Adder“, luidt het antwoord. Ongeloofwaardig kijk ik hem aan want, Adders komen toch in De Meinweg alleen een heel stuk verderop in afgesloten gebied voor? Dat klopt ook deels, want het gedeelte waar de mééste Adders zitten, zijn afgesloten voor fietsers, verder is een gedeelte afgerasterd om te voorkomen de Wilde Zwijnen alle Adders oppeuzelen. Hoe dan ook, ik sta naar mijn eerste Adder in De Meinweg te kijken, na tijdens eerdere bezoeken tevergeefs naar Adders heb gezocht in De Meinweg. Toch wel grappig, de ene keer zoek je je de pleuris naar deze beestjes, en het andere moment is het een inkoppertje om er eens één te zien in dit gebied, en wat voor één. Een flink robuust exemplaar geniet van het zonnetje die maar met moeite door de wolken heen komt. Waarschijnlijk gaat het hier om een drachtig vrouwtje. De Adder is in elk geval niet van plan te vertrekken, en komt ook niet bepaald schuw over. Ik besluit voorzichtig enkele stappen richting de Adder te doen, om zo een plaatje te schieten met mijn telefoon, en dit lukt aardig.
Na de ijverige fotograaf te hebben bedankt voor deze “Adder-traktatie” rest mij nog maar één doel; het vinden van een Gladde Slang. Gezien de zeer gunstige weersomstandigheden (Bewolking, aangename temperatuur), en het afzoeken van gunstige plekken (open plekken in structuurrijke heide), is het voor mij niet voor te stellen dat we er géén zullen vinden. Zandhagedissen laten zich nog steeds erg leuk bekijken langs het pad, maar krijgen eigenlijk niet de aandacht die ze verdienen. In de Rolvennen wemelt het van de groene Bastaardkikkers, maar qua libellen is het zeer leeg. Wel staan er nog enkele leuke zegge-soorten langs het ven zoals Draadzegge en Pluimzegge.
Even ten noordoosten van de Rolvennen komen we aan bij een klein poeltje. Hier zitten veel libellen zoals Viervlek, Platbuik, Gewone Oeverlibel, Grote Keizerlibel, Weidebeekjuffer, Watersnuffel en Azuurwaterjuffer. Ook hier veel Bastaardkikkers en een Kleine Watersalamander. Helaas geen Vinpootsalamanders, vermoedelijk zitten deze alweer op het land. We besluiten het bos in te gaan, om op zoek te gaan naar pissebedden. We vinden hier geen spectaculaire soorten, wel worden we belaagd door Teken die het voorzien hebben op ons bloed.
Na een korte pauze en vocht te hebben bijgetankt, besluiten we langzaam terug te lopen richting Herkenbosch. Weer aangekomen bij de Rolvennen zien we nog enkele Zandhagedissen, inmiddels is het tegen 17:30. Op een gunstige plek besluit ik voor de laatste keer naar een Gladde Slang te gaan zoeken. Als ik stop om geconcentreerd een open plek tussen de heide af te zoeken, kijk ik pal naast me en ligt daar doodleuk datgene waar ik al de hele dag op hoop. Een prachtig getekende Gladde Slang ligt nogal verborgen tussen de vegetatie verscholen, maar kan niet ontglippen aan mijn scherpe ogen. Ik roep Nico om voorzichtig deze kant op te lopen, om te voorkomen dat de Gladde Slang weg glijdt, slangen zijn namelijk vooral gevoelig voor trillingen in de grond. Ze kunnen relatief slecht zien en proeven met hun gevorkte tong.
Nico ziet de slang ook, en heeft daarmee ook alle 7 inheemse reptielensoorten gezien. Gezien de grootte van de Gladde Slang, gok ik dat het een vrouwtje moet zijn. Het dier is gek genoeg totaal niet schuw tot het zijn tong begint uit te steken, dan wordt toch duidelijk dat de slang onraad bespeurt in de vorm van 2 tevreden mensen. Het is voor mij de 2e keer dat ik een Gladde Slang in De Meinweg aantref. Voor mij is het nu toch ook feest, want voor de eerste keer zie ik in één dag tijd alle 5 reptielensoorten die in De Meinweg voorkomen. Zandhagedis is een garantie in De Meinweg, de andere 4 soorten zijn toch lastiger in De Meinweg. Daarmee concludeer ik dat het geluk toch ook wel haar rol heeft gespeeld gedurende de dag. De Levendbarende Hagedis werd ook opgemerkt omdat Nico even stil stond om te bellen, de Adder was een inkoppertje aangezien iemand anders deze had gevonden.
Met mooie soorten libellen, vlinders, planten- en maar liefst 5 reptielensoorten op zak, keren we voldaan terug naar Velp. Deze dag zal me lang bijblijven! De volgende keer toch maar weer eens heen met zonniger weer, om nog meer libellen en vlinders te zien.